Friday, October 22, 2004

 

KRAKENDE WAGENS

BOERENWAGEN

Een losse constructie
De ouderwetse boerenwagen is omstreeks 1950 uit vesting Naarden verdwenen. Dit type wagen bestond uit losse onderdelen en werd vanaf het begin van de 19e eeuw gebruikt. Het scharnierende onderstel met voor- en achterschamel was van hout. Alleen het beslag en de astappen waren van ijzer. Op de assen zaten houten spaakwielen met ijzeren banden. Na de jaren vijftig werden stalen velgen en luchtbanden toegepast. In dezelfde tijd werd de kromme dissel, die met de voet gestuurd werd, vervangen door een lamoen. Het lamoen, waar het paard tussen twee houten bomen loopt, is verkeerstechnisch veiliger dan de dissel. Waarschijnlijk is de dissel om die reden verboden. De dissel was praktisch, omdat hiermee een kleine draaicirkel van de wagen mogelijk was. De kleine voorwielen konden bijna haaks ten opzichte van de lengte-as worden gedraaid. Ook de bovenbouw bestond uit losse onderdelen. De laadvloer heette de buikplank en de losse zijschotten werden zijleren genoemd. Deze zijleren werden op hun plaats gehouden en gesteund door de rongen: ijzeren steunen bevestigd op voor- en achterschamel. De bok, uitgevoerd als zitkist met deksel, werd op z'n plaats gehouden door de zijleren. Uitsteeksels van de zitkist vielen in gleuven van de zijleren.

Schoonmaken in het 'oude zwembad'
De boerenwagen was dus snel te monteren en te demonteren. Dat kwam goed van pas bij de jaarlijkse schoonmaak, nadat het vee uit de stal naar de wei was gebracht. Eerst werden de stallen gereinigd en de laatste mest van het erf naar het bouwland gereden. De wagen, in de stalperiode gebruikt om mest te vervoeren, moest nu in orde en schoongemaakt worden voor de hooibouw. Het reinigen van onze wagen gebeurde tot de jaren vijftig in het zogenaamde 'oude zwembad'. We reden de wagen het Vestingpad op, tot achter ‘Ravelijn Zes’ bij de Utrechtse Poort. De wagen werd gedemonteerd en de onderdelen in de ondiepe gracht gegooid. We gingen te water in de ondiepte naast het pad. Gewapend met bezem en borstel boenden we alle onderdelen, zoals buikplank, houten wielen, zijleren enz. schoon. De koeienstront en mestkorsten lieten zich na het weken gemakkelijk verwijderen. Na de schoonmaak werd de wagen weer gemonteerd, de assen ingevet en het onderstel gesmeerd. Er werd huiswaarts gereden en de wagen werd op het erf geparkeerd. Onder geen beding mocht de wagen, zelfs niet overdag, in de lege auto-vrije straat staan, dat was verboden. De politie stond direct op de stoep om te sommeren de wagen van de straat te halen. Lege hooiwagens werden dan ook meteen 'achterom' gereden naar het erf.

Krakende wagens
Als zo'n wagen met zijn ijzeren banden over de keien ratelde, rammelde het hele voertuig. Juist dit rammelen van een niet verende wagen was belangrijk. Door de losse constructie was het mogelijk door ongelijk terrein te rijden. De bovenbouw en het onderstel gaven mee en braken niet bij het rijden over hobbels, kuilen en zandwegen. Vandaar het spreekwoord: 'Krakende wagens lopen het langst'. Ter illustratie een voorbeeld van de flexibiliteit van de boerenwagen.

Een ritje door het Paradijs
Omstreeks de herfst van 1950, waren mijn vader Herman en ik bezig een bietenkuil te maken. Dat gebeurde op het bouwland achter Fort Ronduit. Vader Herman noemde deze akker, vanwege de mooie ligging, 'het Paradijs' . De akker bestond uit klei afkomstig van de uitgebaggerde 'Tankval' . De stapel bieten bedekt met zand, lag in de uiterste hoek van het Paradijs tegen een dijkje. Oostelijk van de kuil lag de Meent en zuidelijk de buitengracht, de Tankval. Paard en wagen stonden op het bouwland naast de kuil, met het paard in de richting van het IJsselmeer. We hadden een vrachtje bieten afgeladen. Vader en ik stonden op de wagen. Het was muisstil, want het was toen een afgelegen plek. Het landweggetje langs Fort Ronduit liep, in die tijd, dood op het meenthek. Zelfs geen boer ging rond die tijd naar de meent en anderen hadden er niets te zoeken. Voor de boerenwagen stond ons paard, dat meerdere malen bewezen had een zenuwlijder te zijn. Mijn vader stond in het midden van de buikplank en ikzelf aan de achterzijde. Plotseling klonk van zeer dichtbij een geweerschot. Een plezierjager, op de eendenjacht, had geschoten. Hij bevond zich, zonder dat wij het wisten, in de rietkraag van de buitenvest. Het gevolg van de knal was, dat het paard op hol sloeg met wagen en al. Hij rende dwars over het omgewoelde bouwland in de richting van de buitenwal van Fort Ronduit. Direct sprong of viel ik van de wagen. Vader Herman vader probeerde zich aan de buikplank vast te klampen. De wagen danste op en neer over de omgewoelde kleigrond, want de bieten waren net uit de grond getrokken. Midden op het veld sloeg mijn vader van de wagen. de leren en de buikplank volgden. Het paard holde met het onderstel tegen de wal op en ging over de wal in de richting van het hek aan het meentpad. Het hek stond open, maar gelukkig bleef een wiel steken tegen de hekpaal, aan de zijde van de fortgracht.Niemand was gewond. Nadat de wagen weer in elkaar was gezet, bleek alles onbeschadigd. Natuurlijk vond mijn vader, dat 'meheer' de zondagsjager, die trouwens wegbleef, geen schuld trof. Wij hadden het paard beter vast moeten zetten !

_________________





DE OMROEPER. JULI 1991, JRG. 4, NR. 3 [PAG. 105/107]
F.J.J. de Gooijer
Startpagina: http://gooijer.nl.jouwpagina.nl

Labels:


Comments: Post a Comment

<< Home

This page is powered by Blogger. Isn't yours?